Laatste wijziging op 13/03/2025

Ozon ontstaat bij zonnig weer als er veel stikstofoxiden en vluchtige organische stoffen in de lucht zitten. De vervuilende stoffen worden onder invloed van zonlicht omgezet in ozon. Ozon dringt bij inademing door tot in de kleinste luchtwegen en de longblaasjes en zorgt zo voor prikkeling van de slijmvliezen, verminderde longfunctie en longoedeem.

In Nederland komen verhoogde ozonniveaus in het voorjaar en in de zomer voor, op zeer zonnige dagen met een zwakke zuidelijke of oostelijke wind. Ozonconcentraties in stedelijke omgeving zijn doorgaans lager dan daarbuiten, omdat de stikstofoxide afkomstig van het verkeer een deel van de ozon wegvangt. Afname van de uitstoot van stikstofoxide door verkeer door toename van elektrisch rijden kan leiden tot meer ozon in de lucht.

Ozon en gezondheid

Blootstelling aan ozon in de buitenlucht kan leiden tot schadelijke effecten op de gezondheid (WHO, 2021). Blootstelling aan piekconcentraties gedurende periodes van 1 tot 8 uur kan leiden tot hoesten en irritatie van de ogen. Daarnaast kan ozon leiden tot verergering van luchtwegklachten, oog-, neus- en keelirritaties, benauwdheid, duizeligheid, misselijkheid en hoofdpijn. Vooral ouderen, kinderen en mensen met ziekten aan de luchtwegen zijn gevoelig voor ozon.

Langdurige blootstelling aan ozon lijkt de kans op nadelige effecten op de luchtwegen en longen te vergroten. Het gaat dan in het bijzonder om een verhoogd aantal nieuwe gevallen van astma bij kinderen en van ziekenhuisopnames van kinderen met astma. Met langdurige blootstelling wordt de blootstelling aan ozon over gemiddeld één of meer zomerseizoenen dan wel jaren bedoeld. De WHO adviseerde  in 2021 de hoogste gemiddelde maximale 8-uursgemiddelde ozonconcentratie over 6 aaneengesloten maanden te beperken tot 60 microgram per m3. Deze waarde is in 2021 in Nederland op elk meetstation overschreden (CLO, 2022)

De aanpak van smog door ozon

De piekconcentraties voor ozon zijn gedaald, maar de gemiddelde concentratie toont een stijgende trend. Om ozon te voorkomen is het nodig om structureel en op internationaal niveau de ozonvormende stoffen in de lucht te verminderen. De afgelopen decennia is in Europa en Noord-Amerika succesvol beleid gevoerd om het ontstaan smogepisoden door ozon te verminderen. Zo zijn er bijvoorbeeld in Europa strengere emissie-eisen gesteld aan voertuigen. Ook is het gebruik van oplosmiddelen in verf en cosmetica verboden. Dat heeft geleid tot lagere ozonpieken en minder acute gezondheidseffecten. Wel zorgde de daling van de uitstoot van stikstofoxiden door de complexe ozonchemie lokaal voor een toename van de gemiddelde ozonconcentraties.

De uitstoot van vervuilende stoffen waaruit ozon kan worden gevormd zullen ook in de toekomst in Nederland verder afnemen, maar dit is mondiaal nog niet het geval. Zo zullen de emissies van stikstofoxiden in Azië en door de zeescheepvaart blijven stijgen, evenals de methaanemissies uit landbouw, olie- en gasbedrijven en afvalstortplaatsen. Dit zorgt er – tezamen met de verwachte klimaatverandering - voor dat de achtergrondconcentratie op het hele noordelijk halfrond eerder toe- dan afneemt, waardoor ook de gemiddelde ozonblootstelling in Nederland niet zal dalen en in stedelijk gebied zelfs kan toenemen. Momenteel zijn er internationaal gesprekken gaande over vermindering van de methaanemissies. Methaanemissies zijn nu nog niet gereguleerd, maar kunnen wereldwijd gezien met relatief eenvoudige maatregelen in de energiesector en bij afvalstortplaatsen worden beperkt. Moeilijker wordt het verminderen van de methaanuitstoot uit de rundveehouderij.