Wereldwijd wordt er meer gestreefd naar en geïnvesteerd in het gebruik van duurzame energiebronnen zoals biomassa, waterkracht, zonne- en windenergie, om het gebruik van fossiele brandstoffen terug te dringen. Ook de Nederlandse overheid streeft dit na. In de planning staat om meer windturbines te plaatsen op land en water. Gezien de doelstelling van de overheid, is de verwachting dat de komende jaren meer mensen met windturbines in hun omgeving te maken zullen krijgen.

De meerderheid van de Nederlandse bevolking ziet de noodzaak in van duurzame energie, maar lokaal bestaat wel bezwaar tegen het plaatsen van windturbines. De bezwaren gaan over nut en noodzaak van windturbines, de aantasting van het landschap, de manier van planvorming, windturbinegeluid en de mogelijke gezondheidseffecten van het wonen nabij windturbines.

Gezondheidseffecten van windturbines

Hinder is het meest onderzochte en gevonden gezondheidseffect van windturbinegeluid. Het geluid van windturbines wordt bij gelijke geluidniveaus als hinderlijker ervaren dan andere bronnen (zoals weg- en vliegverkeer). In een Nederlands onderzoek werd gevonden dat 75% van respondenten hinder ervaarden door het karakter van het geluid (zoeven/zwiepen/stampend). Windturbinegeluid is ’s nachts beter te horen, omdat het geluid van andere bronnen dan juist wegvalt. Het aandeel laagfrequent geluid en infrageluid van windturbinegeluid is vergelijkbaar met dat van andere alledaagse bronnen, zoals verkeer. Op basis van wetenschappelijke onderzoeken zijn er geen aanwijzingen dat laagfrequent geluiden infrageluid een ander effect heeft op omwonenden dan gewoon geluid.

Voor andere gezondheidseffecten van windturbinegeluid, zoals slaapverstoring, slapeloosheid en hart- en vaatziekten, zijn de resultaten van wetenschappelijk onderzoek niet eenduidig of niet beschikbaar. De effecten hangen niet duidelijk samen met het geluidsniveau, wel met de ervaren hinder.

Naast de fysieke aspecten van windturbines (zoals het geluidniveau, zichtbaarheid in het landschap, slagschaduw, obstakelverlichting) spelen ook  niet-akoestische factoren een rol op de ervaren hinder. Deze niet-akoestische factoren kunnen worden onderverdeeld in:

  • Demografische factoren: leeftijd, geslacht, opleidingsniveau en inkomen;
  • Persoonlijke factoren: angst/bezorgdheid en geluidgevoeligheid;
  • Situationele factoren: De aanwezigheid van andere geluidbronnen, aantrekkelijkheid van het gebied, afstand tot voorzieningen en type gebied;
  • Contextuele (maatschappelijk/economische) factoren: betrokkenheid bij het proces, procedurele rechtvaardigheid en maatschappelijke opvattingen.

Uit het literatuuronderzoek van Van Kamp en Van den Berg (2021) komt naar voren dat omwonenden minder hinder hebben van de windturbines als ze betrokken worden bij de plaatsing ervan. Door mee te kunnen denken over de plaatsing en de balans tussen kosten en baten, ervaren omwonenden minder hinder. Het is daarom belangrijk om zorgen van omwonenden serieus te nemen en hen te betrekken bij het planningsproces en de plaatsing van windturbines.

De aanpak van hinder door windturbines

Het plaatsen van windturbines valt onder het bevoegd gezag van gemeenten. Gemeenten wijzen gebieden aan voor de plaatsing van windturbines, verlenen de vergunning en zijn verantwoordelijk voor de handhaving. Bij grotere windenergieprojecten ligt het bevoegde gezag bij de provincie of het Rijk. Windturbines vallen onder verschillende wetten, zoals de Wet op ruimtelijke ordening en de Wet milieubeheer(die deels overgaat naar de omgevingswet).

 Op 30 juni 2021 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een uitspraak gedaan over de milieubeoordeling voor windturbinenormen in een zaak over windpark Delfzijl Zuid. In deze uitspraak oordeelt de Afdeling dat voor de algemene regels voor windturbines in het Activiteitenbesluit milieubeheer en de Activiteitenregeling milieubeheer een planmilieueffect rapport (plan-MER) had moeten worden gemaakt, wat niet is gebeurd. Als gevolg hiervan zijn de landelijke regels voor windturbines niet meer van toepassing. Dit geldt ook voor de bovengenoemde geluidsnormen voor windturbines die aan bod komen. De plan-MER zal zo’n 1,5 à 2 jaar in beslag nemen, waarna meer duidelijkheid zal komen over de in het vervolg te hanteren normen.

Dit leidt tot twee situaties:

1. Lopende procedures:

In een Kamerbrief van de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat - Klimaat en Energie van 6 juli 2021 aan de Tweede Kamer staat het volgende; “de bevoegde gezagen moeten nu zelf bepalen en onderbouwen welke normen zij bij hun besluitvorming hanteren. De Afdeling wijst daar expliciet op in haar uitspraak. Zij moeten dus een eigen afweging maken en besluiten welk milieubeschermingsniveau zij in het concrete geval willen bieden. Zij kunnen deze normen opnemen in omgevingsvergunningen en bestemmingsplannen. Deze normen moeten zijn voorzien van een actuele, deugdelijke, op zichzelf staande en op de lokale situatie toegesneden motivering. In dat geval zal de rechter het gewijzigde of aangevulde besluit alsnog inhoudelijk kunnen toetsen.”

2. Nieuwe procedures:

Over nieuwe windturbineparken wordt het volgende geschreven in de Kamerbrief: “Ook voor nieuw te vergunnen windturbineparken bestaat de mogelijkheid om in een bestemmingsplan of omgevingsvergunning zelf gekozen normen te hanteren”.