Nederland is een dichtbevolkt land met veel dieren. Daarom zijn we alert op nieuwe en bestaande ziekten die van dieren op mensen kunnen worden overgedragen. Deze ziekten noemen we de zoönosen. Bijvoorbeeld Q-koorts (via geiten) of de ziekte van Lyme (via teken). Opduikende zoönosen (ook wel ‘emerging zoonoses’ genoemd) kunnen een risico zijn voor de volksgezondheid.
Welke zoönosen nog zullen opduiken is niet goed voorspelbaar. Net als bij andere infectieziekten hangt dat van veel factoren af. Veehouderij, (internationale) handel en het reisgedrag van mensen speelt hierbij bijvoorbeeld een rol.
Ook klimaatverandering kan een trigger zijn voor de toename van sommige zoönosen. De vectoren van zoönosen, dat zijn een soort ‘transporteurs’ van infectieziekten zoals muggen en teken, komen vaak via schepen of met reizigers of goederen vanaf luchthavens binnen. Vectoren die eerder niet konden overleven in Nederland, kunnen dat door het veranderende klimaat soms wel.
Maar het is lastig te voorspellen of zoönosen hierdoor toenemen en welke ziekten dat dan zijn. Dat komt door de ingewikkelde wisselwerking tussen dierlijke gastheren, vectoren, ziekteverwekkers en mensen.
Zoönosen en gezondheid
Gezondheidsrisico’s zitten onder meer in nieuwe zoönosen. Zo dook in 2020 het westnijlvirus in Nederland op. Dit virus kan voorkomen bij vogels en kan via muggen ook mensen besmetten. In 2020 is de ziekte bij 8 mensen in Nederland vastgesteld.
Mensen kunnen op verschillende manieren ziek worden via dieren:
- Direct via contact tussen mens en dier (bijvoorbeeld een beet) of door het eten van een besmet dierlijk product zoals melk, vlees en eieren.
- Indirect, door de ziektekiemen die het dier uitscheidt in de omgeving, vaak via de ontlasting.
- Indirect, via een vector zoals muggen, vliegen of teken die als transporteur voor de ziekteverwekker fungeren.
De aanpak van zoönosen
In Nederland zijn we alert op nieuwe en bestaande ziekten die van dieren op mensen kunnen worden overgedragen. Om snel te kunnen ingrijpen en uitbraken onder controle te houden is er een zogenoemde zoönosestructuur. Diverse experts vanuit de dier- en volksgezondheid komen regelmatig bij elkaar om nieuwe signalen van zoönosen te bespreken. Deze signalen kunnen afkomstig zijn uit de regio, vanuit het hele land of uit het buitenland. Een signaal was bijvoorbeeld het opnieuw voorkomen van hazenpest (tularemie) in Nederland.
Melden en bestrijden
Om zoönosen zo snel mogelijk op te sporen en te bestrijden zijn artsen en dierenartsen verplicht om belangrijke zoönosen te melden bij de NVWA (voor dierenartsen) en de GGD (Gemeentelijke/gewestelijke gezondheidsdienst) (voor artsen). Het gaat dan om aangifteplichtige en meldingsplichtige zoönosen. Q-koorts en papegaaienziekte zijn voorbeelden van dit soort aangifteplichtige zoönosen.