Met een 3D-printer kun je veel verschillende voorwerpen printen. Bij het gebruik van een 3D printer komen chemische stoffen en nanodeeltjes vrij uit het materiaal (filament) dat bewerkt wordt om het 3D voorwerp te vormen.

Blootstelling

De chemische stoffen die ontstaan tijdens het printen kunnen door de gebruiker worden ingeademd. Voorbeelden van deze chemische stoffen zijn acrylonitril, caprolactam, methyl-methacrylaat, styreen en nanodeeltjes. Welke stoffen vrijkomen hangt af van het type filament dat je gebruikt, de toegevoegde stoffen in het filament, het type printer, de temperatuur waarbij het plastic smelt, de duur van het printen, de capaciteit van de printer en het oppervlak van het object dat je print. De mate van (natuurlijke) ventilatie en de grootte van de ruimte waarin je print zijn ook factoren die de blootstelling kunnen beïnvloeden. Er is weinig bekend over 3D printer blootstellingsconcentraties vanwege gebrek aan metingen en door de grote variatie in printers en grondstoffen. Dit maakt het lastig om mogelijke gezondheidsrisico’s in te schatten.

3D printers en gezondheid

Tijdens het printen komen stoffen vrij die voor irritatie aan je ogen en luchtwegen kunnen zorgen.

De aanpak van 3D printers

  • ARBO Arbeidsomstandigheden (Arbeidsomstandigheden) wetgeving zorgt voor goede afzuiging en ventilatie in ruimtes met printers in werksituaties en copyshops.
  • Voor thuissituaties is geen wet- en regelgeving. Ventileer de ruimte waarin je print goed en voorkom dat je vrijkomende dampen inademt.